Naaldbinden

Bert Veugelers
Standnummer Tafel 5

Ga gezellig langs bij Bert Veugelers en ontdek dit heel oude ambacht.

Slechts één naald
Het is toch eigenlijk een supermooie uitvinding om met één naald een dergelijke mooie stof te kunnen maken, sterk, warm en duurzaam. Ongeveer 6000 jaar geleden maakte men naalden van bot, gewei, hoorn of van hout.

Bamboe of stokjes van ijslolly’s
Oude materialen gebruiken om daar een naald van te maken is natuurlijk een mooie uitdaging. De naalden zijn glad, mooi van vorm en authentiek, een handbreed en natuurlijk een stompe punt. De naalden die ik zelf gebruik zijn van bamboe gemaakt, super glad, sterk, buigzaam en behandeld met zuivere bijenwas. Maar wist je dat je ook van ijslollystokjes (en dan het liefst die van de Magnum ijsjes) hele mooie naalden maakt. Bert laat het je op verzoek graag zien.

Waarmee kun je naaldbinden?
Vroeger gebruikte men planten fibers (vlas, brandnetel), vezels van bomen, linnen, zijden, koeienstaart haren, katoen en schapenwol. Om te leren naaldbinden wordt meestal enkele draads 100% wol gebruikt, omdat je die twee stukken wol aan elkaar moet vilten. Als je de basissteken geleerd hebt, kun je ook twee- of driedraads wol gebruiken. Bij het naaldbinden werk je niet van een bol zoals bij het haken of breien. Met de uni knoop kun je ook met andere garens naaldbinden.

Waarom naaldbinden?
Het is een heel ontspannende hobby. Voor je handen minder belastend dan breien of haken. Met dit authentieke ambacht maak je sterke, mooie en duurzame stof. Door de lussenstructuur ontstaat er een zeer goede isolerende stof. Wat wel handig is voor wanten in o.a. Noorwegen of Zweden bij wintertemperaturen van min 30 graden. In ons land kunnen deze wanten dienstdoen als ovenwanten. Afhankelijk van de gekozen steek en verbinding kan de wollen stof dicht, open, los of zelfs een net structuur worden.

Lussenstructuur
Wat ook fijn is, dat kleine foutjes haast niet zichtbaar zijn. Als je dat zou willen, kun je het gewoon uithalen. Wanneer er in jouw naaldbindwerk, bijvoorbeeld een trui, een draadje los is en er een gaatje zichtbaar is, dan kun je er gerust aan trekken: het gaatje gaat dicht. Doe je dit bij breiwerk, dan breekt er in je omgeving paniek uit, want het gaatje wordt alleen maar groter. Het naaldbindwerk rafelt niet vanwege de lussenstructuur, iedere steek is eigenlijk een “knoop” van de andere steek. Met naaldbinden kun je restjes wol aan elkaar ‘vilten’ en heb je zo geen afval.

Géén afval
Naaldbinden is de voorloper van het breien en haken, maar geen vervanger voor breien en haken. Bert leert en ontdekt steeds weer nieuwe steken en patronen en zo traint hij ook nog zijn (inmiddels grijze) hersencellen.

Kom kijken of je het leuk vindt. Veel plezier ermee!